Wim van der Voort

 

 

 

Wim van der Voort

 

De man op stalen noren

Toen mij gevraagd werd om een portret te schrijven over Wim van der Voort en ik mij probeerde in te leven in de tijd dat Wim successen behaalde op de grote wedstrijden zoals de Nederlandse-, Europese-, en Wereldkampioenschappen en de Olympische Winterspelen kwamen de herinneringen in mij naar boven.

Ik herinner mij dat wij, begin jaren 50, op onze knieën voor de distributieradio zaten en dat Arie Kleijwegt verslag deed van de barre weersomstandigheden waaronder de wedstrijden in dat verre Scandinavië werden verreden. Ook Nederland lag toen onder een dikke laag sneeuw en het vroor streng. De beelden die dat bij mij opriepen staan me nog helder voor de geest.

Eėn van de aansprekende sporters uit die jaren was Wim van der Voort, die met een zilveren medaille op de Olympische Winterspelen in Oslo in 1952, ėėn van zijn hoogtepunten bereikte en met zilveren en bronzen medailles zowel op de Europese- als de Wereldkampioenschappen bij de toenmalige wereldtop behoorde.

 

Jeugd

Wim werd op 24 maart 1923 te ‘s-Gravenzande geboren. Hij woonde met zijn ouders, 3 broers en 3 zussen in een zgn. Rijckevorselhuis, waar geen beschot onder het rieten dak zat en waar ’s winters de koude wind doorheen woei. Het huisadres was toen Maasdijk 161. Door verkavelingen en het aanleggen van wegen heet dat nu “De Jonghlaan.”

 

Schooltijd

De kleuterschool stond aan de Heenweg.

Omdat de katholieke lagere school in Hoek van Holland te weinig leerlingen had werd door het schoolbestuur geregeld dat de kinderen van de Maasdijk aanvankelijk per koetsje en later met Taxi Rooney werden gehaald en gebracht. Na de lagere school volgde de tuinbouwschool, daarna werd er meegewerkt op de boerderij van vader. Vader was boer op het land van de van Rijckenvorsels. Na schooltijd omkleden en het land op. Het hele gezin, inclusief moeder, werkte bij vader op het land. Poten, dunnen, wieden, en oogsten, er was altijd wat te doen, stilzitten was er niet bij. Ook stond er nog een druivenserre van 20 roe. Wim had een broertje dood aan krenten en deed dan ook matig zijn best in de hoop dat hij daarvan zou worden vrijgesteld en hij mocht gaan spitten want dat was zijn favoriete werk. Er waren geen vaste werktijden. Er werd gewerkt als het nodig was. Wim kreeg toen hij 16 jaar was een kwartje per week zakgeld. Dat vond men gewoon want er was domweg geen geld in die crisisjaren.

 

Sport         

Wim komt uit een sportief gezin. Wim: ‘Broer Jo kon verschrikkelijk hard zwemmen en broer Aad was een goed wielrenner’. Ook Wim fietste in de zomer om conditie op te doen voor zijn favoriete sport schaatsen. Op de fiets van zijn oudste broer reed hij op woensdagavonden wedstrijden op de Groeneweg. Later werd hij lid van de wielerclub in Naaldwijk en ging hij grotere koersen rijden. En ’s winters werd er natuurlijk geschaatst, zowel op de ijsbaan van Naaldwijk als op natuurijs. In de winter van 1939 reed hij, op een paar doorlopers van vader, zijn eerste wedstrijd naar Vlaardingen heen en weer en werd hij tweede.

In 1941 werd hij op 18-jarige leeftijd ‘ontdekt’ door Piet Keijzer, de boerenzoon uit De Lier die op 30 januari 1940, als jongste winnaar ooit, de 6e Elfstedentocht op zijn naam schreef.

Met Kees Broekman probeerde Wim hem op de Naaldwijkse ijsbaan bij te houden. Piet zag het talent van de twee en gaf hen aanwijzingen. Hij adviseerde hen om mee te doen aan de selectiewedstrijden op Charlois, Rotterdam. Bij die wedstrijden werd Kees eerste op de 5 km. en Wim tweede op de 1500 meter en werden zij door de Technische Commissie van de KNSB uitgenodigd om deel te nemen aan de centrale training. De trainingsgroep bestond uit 16 leden dus de concurrentie was, voor die tijd, groot. In september werd begonnen met atletiektraining bij het CIOS in Overveen en ’s zondagsmorgens mocht er van 7 tot 8 uur ijstraining gedaan worden op de HYS Hoky-baan. Er werd getraind onder leiding van Klaas Schenk, de vader van Ard. De technische kennis was in die tijd nog niet zo groot. Het meeste leerde je door zelf te experimenteren en de kunst af te kijken van anderen. ‘De 1500 m. heb ik leren rijden door te kijken naar de Noor Sverre Farstad, die mij vertelde hoe ik mijn armen moest bewegen’.

Tot dan toe bestond het materiaal uit houten schaatsen, die zelfs niet bij elkaar hoorden maar toen een politieagent in Vlaardingen per advertentie een paar stalen noren ter overname aanbood sprongen zijn vader en hij snel op de fiets om ze te kopen. Jammer genoeg zaten ze “krapperig zat” maar ze waren precies op maat voor Piet Keijzer dus werden ze geruild voor een paar stalen schaatsen die met zware moeren onder een paar hoge schoenen waren geschroefd.

Wim: “In de winter van 1946-47 gingen we voor de  eerste keer naar Noorwegen. We reisden in 36 uur per trein van Amsterdam via Denemarken en Zweden naar Oslo. Wij zaten op houten banken en er waren geen slaapcoupés, de tijd werd gedood met klaverjassen, bij de grensovergangen moest je de trein uit. Het onderkomen was eenvoudig met stapelbedden. De reis en verblijfskosten werden betaald door de KNSB, na lang aandringen kregen wij 1 gulden per week voor een kop koffie. Je moest zelf voor je materiaal zorgen. Thuis werd een strak zittende schaatsbroek gebreid. Van de bond kregen we een embleem die op de trui werd gespeld”, Je reed met twee truien aan met kranten ertussen want als er wedstrijden waren reed je, ook bij sneeuw of regen of strenge vorst”.

Voor  een startplaats op de 10 km op de Olympische Winterspelen van 1948 moest Wim een selectiewedstrijd rijden met Jan Langedijk. Deze verloor hij omdat juist die afstand hem het minste lag. Dus, Jan per vliegtuig naar het Zwitserse St. Moritz en Wim met de trein naar huis, zodat hij ook niet kon deelnemen aan de Europese kampioenschappen die dat jaar in Hamar zouden worden verreden. Dat zinde hem voor geen cent en op aandringen van zijn vader nam hij contact op met ir. Van der Scheer van de KNSB en kreeg hij het bericht dat hij wel mee mocht doen, maar dat hij de reis- en verblijfkosten zelf moest betalen. Met succes vroeg hij de Westlandse ijsclubs of zij de reiskosten wilden opbrengen. In Hamar was een oogkliniek waar Nederlandse zusters en een Duitse pastoor werkten. ‘Als wij naar de kerk gingen ontmoetten wij die zusters. Ik schreef hen een brief met een verzoek of zij een oplossing wisten. Het antwoord was dat ik van harte welkom was maar dat ik, in verband met plaatsgebrek genoegen moest nemen met een badkamer die zij voor mij zouden inrichten’. Hij heeft daar veertien dagen gelogeerd. Hij werd vierde op de 5000 m. en vijfde op de 10 km. Beide afstanden moest hij tegen Jan rijden en beide won hij met ruim verschil. Hij werd tiende in het eindklassement.

Ook de jaren 1949 en 1950 waren succesvol en bevond hij zich bij de top 10 op Wereld- en Europees niveau. In 1951 behaalde hij de zilveren medaille op de Europese kampioenschappen die in Oslo werden gehouden. Het verloop van de wedstrijd haalde de internationale pers. Wim stond na 3 afstanden 2e achter de Noor Hjalmar Andersen. Op de afsluitende 10 km. reden de beide titelkandidaten tegen elkaar en moest Wim 40 seconden winnen op Hjalmar. In de 12e ronde reed Hjalmar in een scheur en viel. Hij werd ‘gedubbeld’ en stapte op 3 km voor het einde met een kromme schaats van de baan. Volgens de reglementen was Wim Europees kampioen maar hij stemde erin toe dat Hjalmar de afstand mocht overrijden. Die race won hij op tijd en werd Europees kampioen verklaard met Wim als 2e. Op sportieve gronden stemde Wim in maar een dergelijke beslissing zou heden ondenkbaar zijn. Hij die valt of kapot materiaal krijgt heeft pech en verliest. Wim was het er wel mee eens maar zijn coach en de bond hadden officieel moeten reageren en de overwinning opeisen.

Overigens was dit niet het enige (sportieve) gevecht dat Wim had met Hjalmar. Een jaar later werden, wederom in Oslo, in het befaamde Bislett-stadion, de Olympische Winterspelen gehouden. De Nederlandse ploeg bestond uit twee dames en negen mannen. Wim droeg de Nederlandse vlag.

Hij regeerde op de 1500 m. Zowel op de aan de Olympische Winterspelen voorafgaande Europese- als de daarop volgende Wereldkampioenschappen won hij deze afstand van Hjalmar met ruime voorsprong. Tijdens de spelen moest Hjalmar als eerste rijden en realiseerde hij een tijd van 2.20.4 min. Wim reed enige ritten later en inmiddels begon het te sneeuwen. De door de industrie vervuilde sneeuw bleef aan de baan plakken en de baan werd stroever en stroever. Ondanks dat miste Wim op een haar (0,2 sec.) het goud.

In 1953 werd Wim tweede op de EK-allround achter zijn vriend en streekgenoot Kees Broekman en werd hij in Helsinki derde op de WK-allround achter de legendarische Russische rijders Oleg Goncharenko en Boris Shilkov.

 

 

 

 

 

 

 

 

Na de actieve sportloopbaan

1953 was ook het jaar dat zijn vader hem vertelde dat er een tuin vrij kwam omdat de vorige pachter ging emigreren naar Canada. Met zijn broer Anton pachtte hij 4 ha., beiden begonnen op een eigen helft van ieder 2 ha. Er stond een ijzeren kas op, die door een granaatinslag zwaar was beschadigd. De firma Batist heeft hem hersteld. In 1954 trouwde hij met Riet de Jong. Ze huurden een huis in ‘s- Gravenzande op 6 km afstand van de tuin. In het weekend moest Wim menigmaal met de motor op en neer om ‘lucht te zetten’.

Het feit dat Wim had besloten om zijn maatschappelijke carrière voorrang te geven boven de wedstrijdsport, betekende echter niet dat hij hiermee volledig stopte. Naast alle aandacht voor zijn bedrijf bleef hij schaatsen en fietsen. Zijn plakboeken zitten vol met uitslagen van wielerwedstrijden waarin zijn broer Aad en hij veelvuldig voorkomen. Zelfs werd hij genoemd in de uitslagen van wedstrijden die werden gewonnen door bekende renners zoals Wout Wagtmans en Gerrit Voorting.

Om zijn kennis en ervaring over te brengen op de Westlandse jeugd gaf hij op de woensdagavonden les in de hal van de veiling. Na de warming-up en de gymnastiekoefeningen werd op skeelers de schaatstechniek bijgebracht.

Hoe kom je aan geld om voor je zelf te beginnen? Wim vertelt: ‘Voor geld moest je naar de bank, maar in die tijd had je minstens twee borgen nodig en werd bezien of je wel ’tuinder’ was. Het feit dat ik een sportcarrière had gehad hielp wel mee maar je kreeg niets voor niets. Wel ben ik geholpen door twee handelaren in bloembollen die ik in Zwitserland en Noorwegen had ontmoet en die mij om advies vroegen. Verder maakte Dhr. Van der Stoep, een wegenbouwer, het mij mogelijk dat ik duizend platte houten kozijnen bij de ėėn en het glas bij een ander kon kopen. “Je komt maar als je terug kan betalen”, zei hij. Jaarlijks ging ik naar hem toe om af te lossen en nam ik een bakkie druiven voor hem mee. Alles is afbetaald. Aflossen deed je van het bedrijfsresultaat. Toen ik bekend raakte als goede tuinder en ondernemer werd het makkelijker om geld te lenen voor bedrijfsontwikkeling. Allereerst werd door Piet Voskamp met geschaafd en geverfd hout een onderstel van 1 ,8 m hoog onder de eenruiters gezet, later werd dit vervangen door een warenhuis met ‘Venlodek’‘.

Toen broer Anton stopte heeft Wim diens tuin erbij gekocht. Aanvankelijk werden er op het grotendeels open land aardappelen, bloemkool, schorseneren, tomaten en sla geteeld. Deze gemengde teelt had tot gevolg dat een slechte prijs voor het ene product weer werd gecompenseerd door een product dat wel goed opbracht. ‘Ik heb wel bloemkolen moeten verkopen voor 2 cent en zelfs teelten moeten weggooien’.

Toen zijn zoon Jan en later zijn zoon Peter in het bedrijf kwamen, stelden die voor om over te gaan op het telen van radijs. Dat werd ook een succes. Inmiddels was de periode aangebroken dat de banken stimuleerden om verdere bedrijfsvernieuwing door te voeren en dat je zo veel krediet kon krijgen als je wilde. Wim had echter een nuchtere kijk op lenen en aflossen en sprong niet verder dan dat hij meende dat zijn financiële polsstok lang was. Deze strategie heeft er voor gezorgd dat, ook in krappe tijden, het bedrijf financieel gezond bleef.

In 2001 is Wim, op 78-jarige leeftijd, gestopt. Zijn beide zoons zijn verder gegaan op het bedrijf.

Dit betekende niet dat hij in een luie stoel ging zitten. Integendeel, hij heeft onder andere een grote moestuin waar hij nog steeds volop aan het spitten en kweken is. Twee keer per week loopt hij met zijn Westlandse vrienden negen holes op de golfbaan in ‘s-Gravenzande. Als het enigszins kan rijdt hij daarheen op de fiets. Sinds een jaar is dat een elektrische.

 

Tevreden en dankbaar

Als je aan Wim vraagt hoe hij terugkijkt op zijn sportcarrière begint hij te stralen. Al de mooie herinneringen komen met details en zonder mankeren naar boven. De weersomstandigheden, de gesprekken met de collega-sporters, het feit dat de buitenlandse tegenstanders – die vaak elkaars taal niet spraken – vrienden werden en elkaar de kneepjes van het vak leerden, die het elkaar gunden en blij konden zijn met een mooie prestatie van de ander, dit alles roept warme herinneringen op. Dat is dan ook de reden dat hij vol overtuiging zegt dat Hjalmar Andersen dat jaar de sterkste was.

Wim is van mening dat door de professionalisering van de sport en de grote financiële belangen die daarbij nu spelen een waardevol aspect verloren is gegaan. Van de toenmalige KNSB heeft hij niet zo’n hoge pet op. Er heerste een regentenmentaliteit en er was grote willekeur. De Westlandse sporters hebben zich op basis van kwaliteit moeten ‘invechten’ in het destijds Noord-Hollandse bolwerk. Toen hij eens een kortebaanwedstrijd won en daarvoor de prijs van 100 gulden kreeg, lag er per omgaande een brief van de KNSB op de mat, waarin hij gesommeerd werd om het prijzengeld terug te storten, omdat hij anders zijn amateurstatus zou verliezen. Hij heeft dat niet gedaan, maar het was voor hem wel de reden om definitief met de wedstrijdsport te stoppen.

Wel is hij heel dankbaar voor de geweldige steun die hij van zijn ouders, broers en zussen kreeg in praktische maar ook de morele zin. Zijn vader verzamelde alles wat er in de kranten en tijdschriften over zijn prestaties werd vermeld. Die plakboeken, een prachtige prijzenkast en twee ingelijste Olympische diploma’s zijn de tastbare bewijzen van een buitengewoon succesvolle sportcarrière.

Nu ik Wim door een aantal interviews beter heb leren kennen komt hij op mij over als een nuchter mens met het hart op de juiste plaats. Ja, hij is terecht dankbaar voor alles wat hem geboden is, maar zonder zijn kwaliteiten, zijn doorzettingsvermogen en zijn onverzettelijkheid zou hij niet hebben bereikt waar hij en zijn vrouw Riet zo dankbaar op terugkijken. Ze wonen na ruim 60 jaar huwelijk, in hun gezellige en gastvrije bungalow aan de Van Rijckevorsellaan. Zij kregen twee zoons en drie dochters.

Ik wou dat ik kon golfen dan zou ik graag mijn krachten met deze mooie sportman willen meten.

interview: Ton Wensveen

 

naschrift: Wim van der Voort is op 25 oktober 2016 op 93 jarige leeftijd overleden.

 

Reacties zijn gesloten.